Voor een toekomstbestendige eerste lijn is voldoende organisatiekracht in de regio essentieel. Deze mening deelden de drie sprekers tijdens een online bijeenkomst voor toezichthouders van de zorggroepen in Zuid-Holland Noord. “We moeten de krachten bundelen.”
Toezichthouders van de zorggroepen Alphen op één Lijn, ROHWN, Rijncoepel en Zorggroep Katwijk namen 29 maart deel aan de online bijeenkomst. Deze stond onder leiding van Dite Husselman, projectbegeleider van ‘Samen Doen’, het project om te komen tot een regio-organisatie voor Zuid-Holland Noord.
Toekomst van de eerste lijn
André Louwen, bestuurslid van brancheorganisatie InEen, nam de discussienota ‘Zorg voor de Toekomst’ van het ministerie van VWS als insteek voor zijn presentatie. In de discussienota worden denkbare beleidsopties op het gebied van preventie & gezondheid, organisatie & regie en vernieuwing & werkplezier beschreven. Het kabinet heeft de discussienota afgelopen december voorgelegd aan betrokken partijen, waarop InEen, LHV en NHG gezamenlijk een reactie hebben geformuleerd. “Zonder eerste lijn kan het niet, is onze boodschap”, vertelde Louwen daarover. “Bij elke gewenste beweging speelt de eerstelijnszorg een belangrijke rol. Echter, waar in de GGZ, VVT en bij de medisch specialistische zorg van het totale budget 20 procent naar overhead gaat, is dit in de eerste lijn 5 procent. Dat is een belangrijk gegeven, omdat we al jaren pleiten voor voldoende organisatiekracht om maatschappelijke opgaves aan te pakken.”
Volgens Louwen is op dat vlak ‘een en ander fundamenteel te verbeteren’. “Helaas moeten we vaststellen dat er sprake is van enorme versnippering in de eerste lijn. Die versnippering moeten we tegengaan, we moeten de krachten bundelen.” Het bestuurslid van InEen pleitte voor regionale organisaties die met mandaat van huisartsen en andere eerstelijns beroepsbeoefenaars actief zijn. “Voor samenwerking tussen huisartsen, apothekers en paramedici onderling, met elkaar, maar ook voor afstemming met de VVT, ziekenhuizen en gemeenten in de regio. Dat is een opgave die momenteel, vanwege de schaal, ver reikt voor bestaande organisaties. Wat in deze bijeenkomst wordt besproken, zien wij als toekomst voor de eerstelijnszorg en eerstelijnsorganisaties: een regio-organisatie die verbindt en een multidisciplinaire gerichtheid heeft.”
Nieuw elan in de regio
Erik Kramer, inkoper eerste lijn bij Zorg en Zekerheid, haakte daar als volgende spreker op in. “Wij streven al lang naar een multidisciplinaire organisatie en kijken of er één regio-organisatie kan komen. Helaas is die poging eerder mislukt, maar het blijft nodig omdat er op regionaal niveau steeds meer opgaven liggen. Denk aan de arbeidsmarkt of aan afspraken met de GGZ, ziekenhuizen en de VVT. Als de eerste lijn niet met één mond spreekt, wordt het een speelbal van deze grote organisaties.”
Bij alle ontwikkelingen in de gezondheidszorg is ‘regio’ het kernwoord, vervolgde Kramer. “De regio wordt de grote speler. Anderzijds, als de regio niet met één mond gaat spreken, verliest men het momentum en nemen andere spelers het over. Neem bijvoorbeeld het thema digitalisering. Op dergelijke belangrijke ontwikkelingen mogen we geen meters verliezen door niet gezamenlijk op te trekken.” Kramer sprak de hoop uit dat er met het project ‘Samen Doen’ nieuw elan ontstaat. “Elk van de huidige zorggroepen is ergens goed in, maar samen is er een briljante regio-organisatie mogelijk.”
Populatiegerichte zorg
Aan het begin van de RvT-bijeenkomst besprak Marc Bruijnzeels, universitair hoofddocent van LUMC-Campus Den Haag en directeur van het Jan van Es Instituut, al een belangrijke ontwikkeling in de gezondheidszorg in relatie tot de organisatiestructuur. Namelijk population health management, ofwel populatiegerichte zorg. “Dat is de richting waar we naartoe gaan”, stelde Bruijnzeels. Hij pleitte er voor om meer oog te hebben voor verschillen in populatie, onder meer op basis van sociaaleconomische status en demografie. De Nederlandse gezondheidszorg kent evenwel een gefragmenteerd systeem, vervolgde Bruijnzeels. “De huisarts, specialist, gemeente, zorgverzekeraar en andere betrokkenen optimaliseren elk op hun eigen stukje, daartoe gestimuleerd door het mechanisme in de zorg. Maar wie is er dan nog verantwoordelijk voor het geheel, voor de mens en de populatie? Je zult met elkaar moeten overleggen hoe je de verdeling optimaal houdt, in plaats van dat ieder voor het eigen stukje opkomt.”
Een oplossing om hieraan tegemoet te komen, is een switch van volumegedreven naar waardegedreven zorg. Bruijnzeels: “Om zo’n systeem succesvol te implementeren, moet je nadenken over de schaal waarop je de zorg organiseert. Waarbij ik het voor de regio van belang vindt dat verschillende schaalniveaus met elkaar in verbinding staan. Dat je nadenkt welk beleid op welk niveau het beste georganiseerd kan worden, van praktijkniveau tot wijk- en regioniveau.” Bruijnzeels benoemde ook het creëren van een lerend netwerk van zorgaanbieders als succesfactor voor populatiegerichte zorg, bijvoorbeeld om innovatie te borgen.
Bruijnzeels erkende dat implementatie van populatiegerichte zorg ‘best lastig’ is, maar toonde met voorbeelden uit de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Duitsland aan dat het wel degelijk succesvol kan zijn. “Zo toonde een Duits initiatief aan dat deelnemers anderhalf jaar langer leven en er gemiddeld 10 procent minder geld per verzekerde wordt uitgegeven. Langer leven voor minder geld, het zou toch interessant zijn als we daar ook in Nederland op uitkomen.” Geïntegreerde bekostiging en geïntegreerde governance zijn volgens Bruijnzeels voorwaarden hiertoe. “Je kunt het niet alleen als organisatie, dat moet in samenhang met andere betrokkenen. Je moet bijvoorbeeld data delen om te sturen op je populatie. Waarom hebben we een bonuskaart bij Albert Heijn? Zodat Albert Heijn gericht aanbiedingen kan doen op basis van jouw behoeften. Als de technologie beschikbaar is, waarom passen we die dan niet toe op het belangrijkste in ons leven?”
Intrinsieke motivatie om stappen te zetten
Projectbegeleider Dite Husselman merkte op dat partijen die bij ‘Samen Doen’ zijn betrokken, thema’s vooral langs de lijn van de inhoud oppakken. “Wat kun je aan lokale organisaties overlaten en wat kun je, zoals databeheer, beter op grotere schaal doen. Soms betekent het dat je niet meer allemaal op zich, maar met elkaar moet acteren. Er doet zich nu een kans voor om de eigenheid van organisaties te behouden maar zorggroepen toch op een goede manier bij elkaar te brengen. Ik voel dat de intrinsieke motivatie er is om gezamenlijk stappen te zetten. De komende maanden geven we daar verder vorm aan, zodat de zorggroepen in juni of juli kunnen besluiten of er een regio-organisatie wordt opgericht.”
Copyright © 2024 ROHWN, Aan de inhoud van deze site kunnen geen rechten worden ontleend.